Ik herinner mezelf als een nieuwsgierig, een beetje dromerig kind. Mijn ouders gaven me een boek dat '1000 Vragen & Antwoorden' heette, maar ik ben er vrij zeker van dat ik nog veel meer vragen had. Toen ik vijf was, schreef mijn vader eens een gedichtje voor me, en als ik aan mijn verhaal denk, komt een zin uit dat gedichtje steeds weer terug: 'Sascha houdt er niet van om te
zeggen: "Dat kan ik niet".' En het was ook echt zo dat woorden als 'nee' of 'onmogelijk' mij er niet van weerhielden om de dingen te doen die ik wilde.
Ik ben nog steeds zo. Ik doe nu volwassen dingen, zoals werken, maar ik wil nog steeds alles weten en ik zit boordevol ideeën en plannen. In mijn hoofd ben ik altijd druk bezig en ik vind het soms moeilijk om nergens aan te denken, behalve als ik dans. Als ik dans, kan ik alles loslaten: niet plannen, niks organiseren, geen zorgen over wat andere mensen denken. Ik sta veel meer in verbinding met mijn zintuigen als ik dans.
Ik was de oudste van vier kinderen. We hadden een enorme tuin waarin we als kinderen konden spelen en het dorp waar de deur of je fiets niet op slot hoeft, bood ons een vredige en veilige plek om op te groeien. Maar dat wil niet zeggen dat mijn kindertijd helemaal zorgeloos was. Ik weet nog dat ik zeven jaar was toen mijn vader ons meenam naar het ziekenhuis om mijn
moeder te bezoeken. Dat was vlak na de geboorte van mijn jongste zusje, en tijdens de afwezigheid van mijn moeder zorgde de kraamverzorgster voor ons. Mijn moeder lag daar helemaal alleen, zonder tv (wat in mijn beleving iets heel ergs was) en geen andere mensen om mee te praten. We moesten onze handen heel goed wassen en beschermende kleding aan voordat we haar mochten knuffelen. Nu weet ik dat mijn moeder kanker had. Toen ze uit het ziekenhuis kwam, vond ik het geweldig dat we tijdens een schoolweek op vakantie mochten. Maar er waren nog steeds dingen anders. Bij het zwembad kon iedereen zien dat mijn moeder geen haar had.
Omdat ik de oudste was, voelde ik me verantwoordelijk voor mijn broertje, mijn zusjes en zelfs voor mijn vader en moeder. Mijn manier om daarmee om te gaan was de buitenwereld niet te laten zien dat er iets mis was. En ik wilde nooit dat mensen zich zorgen om me maakten. Er waren al genoeg zorgen, dus ik wilde daar niet nog meer problemen aan toevoegen om over te piekeren.
Maar de leuke dingen herinner ik me het best: op de trampoline springen met mijn neefjes en nichtjes, boeken lezen, naar het strand in vakanties. Ik herinner me ook dat ik een aantal dokters bezocht. Ik had verschillende ontstekingen in mijn hoofd: strottenhoofdontsteking, oorontsteking, bijholteontsteking. Dus kreeg ik antibiotica, werd mijn bloed getest, enzovoort. Ik moet ineens denken aan de eerste keer dat ik antibiotica 'voor volwassenen' kreeg. Het waren capsules die er heel eng uitzagen. De helft was groen en in de andere helft zaten kleine roze bolletjes! Dat klinkt misschien niet erg 'volwassen', maar het 'volwassene' eraan was dat ik de hele capsule in een keer moest doorslikken, wat nogal een uitdaging was voor een achtjarige. Nu draai ik daar mijn hand niet meer voor om.